Al te vaak zie je het. Mensen planten een boom in de tuin zonder al te veel na te denken over de gevolgen. Natuurlijk zijn de gevolgen behoorlijk logisch, een boom zorgt uiteraard voor schaduw en afval… bladafval indien het over loofbomen gaat, naalden en kegels indien het over naaldbomen gaat.
Schaduw en afval zijn twee oorzaken van wanbeheer en het verdwijnen van vele bomen. Je plant toch geen boom om na 25 jaar te zeggen… "oei, die boom wordt te groot. Weg ermee". Denk alvast twee keer na alvorens je zo’n beslissing neemt. Oude bomen zijn immers onbetaalbaar en van onschatbare waarde voor zowel mens als dier. Al te vaak wordt er wanbeheer waargenomen. Toppen worden veel te diep ingezaagd en kruinen worden zwaar en onregelmatig weggenomen. Deze foute beheersmaatregelen leiden veelal tot het weghalen van de verminkte bomen in een latere fase.
Er zijn slechts enkele bomen die forse snoei kunnen verdragen, de zogenaamde goede wond- afdichters, ik denk aan linde, plataan en enkele wilgen soorten. De eerste twee worden dan ook vaak als leibomen gebruikt.
Bomen zijn relatief eenvoudig te lezen en mits een beetje goed opzoekwerk vind je al snel de juiste keuze voor jouw tuin. Boomverzorging dient zich te beperken tot het verwijderen van dode en compromitterende takken, het licht inpakken of uitlichten van de kroon en het verwijderen of vellen van zieke en dus vaak gevaarlijke of dode bomen en van bomen die’ in overtreding’ staan en dus voor de nodige burenruzies zorgen.
Sommige bomen worden gevaarlijk door de omgeving waarin ze staan en hun groeiomstandigheden. Vele studies (cfr. Claus Mattheck) wijzen uit dat deze bomen te herkennen zijn aan de manier waarop hun hout op deze omstandigheden reageert. Bomen waarvan een zware zijtak in de kruin regelmatig heel veel wind neemt, zullen gaan reageren met gedraaide houtvezels in de stam waardoor je op termijn ook de getorste beweging aan de buitenkant van de stam zal waarnemen, deze reactie zorgt in dit geval echter voor sterkere bomen. Bomen met een gevorkte stam vertonen dikwijls ‘oren’ waar de stammen uit elkaar gaan. De boom maakt extra hout aan ter hoogte van de splitsing als versterking. De stevigheid hangt echter af van de hoeveelheid schors tussen de twee stammen. Veel schors zorgt ervoor dat slechts een beperkt aantal jaarringen de beide stammen zullen verbinden. Weinig jaarringen zorgen voor ‘grote oren’ en op termijn voor een gevaarlijke boom. Indien de boom slechts weinig schors tussen de twee stammen toelaat worden slechts ‘kleine oren’ gevormd waardoor de boom sterker is en dus minder gevaarlijk.
Elke schorsvervorming zegt ons wel iets over de leefomstandigheden van een boom. Golven in de schors duiden veelal op te zware zijtakken. Dit kan gevaarlijk worden dus de zijtak wordt het best deels weggehaald. Ook ‘gebundelde bomen’ kunnen elkaar op termijn een duwtje geven, ook hier kan je best enkele voorzorgsmaatregelen nemen.
Er zijn tal van tekenen die ons aantonen of een boom al dan niet een gevaar vormt. Veelal zorgen menselijke ingrepen echter voor dit gevaar. Bouwconstructies, graafwerken en snoeiwerken zorgen steeds voor wortelverval waar de boom slechts gedeeltelijk van recupereert.
Bomen zijn echter sterke wezens die zich niet zomaar laten doen en zorgen in vele gevallen zelf voor een gepaste zelfgenezende oplossing.